Skip to main content
Log in

Rijke mensen leven lang en gezond

Inkomensgerelateerde verschillen in de gezonde levensverwachting

  • Wetenschappelijke artikelen
  • Published:
TSG Aims and scope

Samenvatting

Achtergrond: Het terugdringen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen vormt een belangrijke pijler van het Nederlandse gezondheidsbeleid. De tot nog toe in Nederland beschikbare cijfers over de gezonde levensverwachting naar sociaaleconomische status (SES) zijn bepaald op basis van het opleidingsniveau (hoogst behaalde opleiding) van mensen. Doel: Dit artikel maakt gebruik van inkomen als sociaaleconomische indicator. Voor verschillende inkomensklassen wordt inzicht gegeven in de levensverwachting, de levensverwachting in goede ervaren gezondheid, de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen en de levensverwachting zonder chronische aandoeningen. Methode: De Sullivan methode is gebruikt om (gezonde) levensverwachting te berekenen naar inkomensklassen. De sterftekansen nodig om de levensverwachting te berekenen zijn per inkomensklasse berekend op basis van sterftegegevens gekoppeld aan integraal beschikbare fiscale inkomensgegevens. De gegevens over zelfgerapporteerde gezondheid naar inkomen die nodig zijn voor de gezonde levensverwachting, zijn afkomstig van de gezondheidsenquête van het CBS waaraan fiscale inkomensdata zijn gekoppeld. Resultaten: Voor mannen in de laagste inkomensklasse bedraagt de levensverwachting bij de geboorte 73,9 jaar. Bij mannen in de hoogste inkomensklasse is dat 81,1 jaar. Bij vrouwen komt het verschil in levensverwachting tussen laagste en hoogste inkomenklasse uit op 6,7 jaar. Voor gezonde levensverwachting zijn de verschillen tussen de laagste en hoogste inkomens nog groter: voor mannen bedraagt het verschil in levensverwachting in als (zeer) goed ervaren gezondheid 17,8 jaren en voor vrouwen 17,6 jaren. Ook voor de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen en de levensverwachting zonder chronische aandoeningen zijn er grote verschillen tussen de laagste en hoogste inkomensklassen. Conclusie: Naarmate het inkomen hoger is, is ook de (gezonde) levensverwachting hoger. Inkomen is dan ook een belangrijke indicator voor het nemen van beleidsmaatregelen gericht op het terugdringen van sociaaleconomische gezondheids- en sterfteverschillen.

Abstract

Rich people have a longer and healthier life: income differences in healthy life expectancy

Background: Reducing socioeconomic health differences is one of the main goals of the Dutch health policy. Healthy life expectancy is an attractive summary measure to describe and monitor public health. Up till now only figures about healthy life expectancy by education are available. Aim: In this paper income is used as socioeconomic indicator and insight is given into life expectancy and three terms of healthy life expectancy (life expectancy in good self-perceived health, life expectancy without disabilities and life expectancy without chronic diseases) for different groups of the income distribution. Methods: The Sullivan method is used to calculate (healthy) life expectancies by income. For that purpose we need age-specific mortality rates by income. These mortality rates are determined by linking mortality data to integrally available income data. This enables us to calculate life expectancy which can, after that, be split up into healthy and unhealthy years by using prevalence of income-specific (un)healthiness. The healthiness data by income come from the Health Survey of Statistics Netherlands which was enriched with fiscal income data. In this way income-specific healthy life expectancy can be calculated. Results: The life expectancy for Dutch men who are low on the income ladder is 73.9 years. For men with high incomes the life expectancy is 81.1 years. Women show a difference in life expectancy between the highest and lowest income class of 6.7 years. The socioeconomic differences in healthy life expectancy are even larger. For instance, the difference in good self-perceived health is for men as well as women almost 18 years. Conclusion: The higher the income, the higher the (healthy) life expectancy. Therefore, income is an important indicator for policy about reducing socioeconomic health and mortality differences.

Keywords: socioeconomic status, healthy life expectancy, health, income

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatuur

  1. Mackenbach JP, Kunst AE, Cavelaars AE, Groenhof F, Geurts JJ. Socioeconomic inequalities in morbidity and mortality in Western Europe. The EU Working Group on Socioeconomic Inequalities in Health. Lancet 1997;349(9066):1655-9.

  2. Mackenbach JP, Stirbu I, Roskam AJ et al. European Union Working Group on Socioeconomic Inequalities in Health. Socioeconomic inequalities in health in 22 European countries. N Engl J Med 2008;358:2468-81. Erratum in: N Engl J Med 2008;359:14.

  3. Kooiker SE, Wildeboer Schut JM. Inkomen en gezondheid: een internationale vergelijking. In: Vrooman C, Dirven HJ, Hoff S, Linden G (red.). Armoedemonitor 2003. Den Haag: SCP/CBS, 2003.

  4. Dalstra JA, Kunst AE, Geurts JJ, Frenken FJM, Mackenbach JP. Trends in socioeconomic health inequalities in the Netherlands, 1981-1999. J Epidemiol Commun Health 2002;56:927-34.

  5. Mackenbach JP, Martikainen P, Looman CW. SEdHA working group. The shape of the relationship between income and self-assessed health: an international study. Int J Epidemiol 2005;34:286-93.

  6. Wingen M, Otten F. Sociaaleconomische status en verschillende gezondheidsaspecten van ouderen. Tijdschr Gezondheidswet 2009;87:109-17.

  7. Herten LM van, Oudshoorn K, Perenboom RJM, Loon AJM van. Gezonde levensverwachting naar sociaaleconomische status. TNO-rapport 2002, 170. Leiden: TNO, 2002.

  8. Stam SE, Garssen MJ, Kardal M, Lodder BJH. Hoogopgeleiden leven lang en gezond. In: Hilten O van, Mares AMHM (red.). Gezondheid en zorg in cijfers 2008. Den Haag/Heerlen: CBS, 2008.

  9. Ministerie van VWS. Naar een weerbare samenleving. Beleidsplan aanpak gezondheidsverschillen op basis van sociaaleconomische achtergronden. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2008.

  10. Jagger C, Cox B, Le Roy S. Health expectancy calculation by the Sullivan Method: A practical guide. Third Edition. Montpellier EHEMU Technical Report, september 2006.

  11. Bastiaans F, Engberts L, Linder F (red). Sociale samenhang in beeld, het SSB nu en straks. Voorburg/Heerlen: CBS, 2006.

  12. Brakel M van den, Moonen L. Procesbeschrijving van het Inkomenspanelonderzoek. Voorburg/Heerlen: CBS, 2008.

  13. Botterweck A, Frenken F, Janssen S, Rozendaal L, Vree M de, Otten F. Plausibiliteit nieuwe metingen algemene gezondheid en leefstijlen 2001. Voorburg/Heerlen: CBS, 2003.

  14. Knoops K. Langer leven is niet altijd gezonder leven. In: Hilten O van, Mares AMHM. Gezondheid en zorg in cijfers 2007. Voorburg/Heerlen: CBS, 2007.

  15. Brakel M van den, Lok R. Koopkracht fors gestegen, ongelijkheid licht gestegen. In: Beckers I et al (red.). De Nederlandse Samenleving 2008. Den Haag/Heerlen: CBS, 2008.

  16. Nusselder WJ, Looman CW, Mackenbach JP et al. The contribution of specific diseases to educational disparities in disability-free life expectancy. Am J Public Health. 2005; 95:2035-41.

  17. Winkleby MA, Jatulis De, Frank E, Fortmann SP. Socioeconomic status and health: How education, income, and occupation contribute to risk factors for cardiovascular disease. Am J Public Health 1992;82:816-20.

  18. Mustard C, Finlayson M, Derksen S, Berthelot JM. What determines the need for nursing home admission in a universally insured population? J Health Serv Res Policy 1999;4:197-203.

  19. Woo J, Ho SC, Lau J, Yuen YK. Age and marital status are major factors associated with institutionalisation in elderly Hong Kong Chinese. J Epidemiol Commun Health 1994;48:306-9.

  20. Perenboom RJM. Health Expectancies in the Netherlands. Leiden: De Brink, 2004.

  21. Lodder B. Kardal M. De gezonde levensverwachting in de periode 1981-2007. Den Haag/Heerlen: CBS, 2009.

  22. Geuzinge L, van Rooijen J, Bakker B. Project SSB-fase 2. Correction for selective non-response in personal surveys by use of information from registers. Heerlen: CBS, 1999.

  23. Dengler R, Roberts H, Rushton L. Lifestyle surveys-the complete answer? J Epidemiol Commun Health 1997;51:46-51.

  24. Turrell G. Income non-reporting: implications for health inequalities research. J Epidemiol Commun Health 2000;54:207-14.

  25. Bebbington AC. Regional and social variations in disability-free life expectancy in Great Britain. In: Robine JM, Mathers CD, Bone MR, Romieu I (eds). Calculation of health expectancies: harmonization, consensus achieved and future perspectives. Paris: colloque INSERM/John Libbey Eurotext Ltd. 1993, vol 226:175-91.

  26. Valkonen T, Sihvonen AP, Lahelma E. Health expectancy by level of education in Finland. Soc Sci Med 1997;44:801-8.

  27. Bossuyt N, Oyen H van. Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België. Brussel: Scientific Institute of Public Health, Unit of Epidemiology, 2000.

  28. Sihvonen AP, Kunst AE, Lahelma E, Valkonen T, Mackenbach JP. Socioeconomic inequalities in health expectancy in Finland and Norway in the late 1980s. Soc Sci Med 1998;47:303-15.

  29. Bronnum-Hansen H. Socioeconomic differences in health expectancy in Denmark. Scand J Public Health 2000;28:194-9.

  30. Doblhammer G, Kytir J. Social inequalities in disability free life expectancy in Austria. Wiener Klin Wochenschr 1998;110/11:393-6.

  31. Cambois E. Social inequalities in disability-free life expectancy in the French male population, 1980-1991. Demography 2001;38:513-24.

  32. Dotinga A, Picavet HSJ. Prevalentie van één of meer chronische aandoeningen. In: Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM, 2006.

Download references

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Corresponding author

Correspondence to Kim Knoops.

Additional information

Centraal Bureau voor de Statistiek, Divisie Sociale en Ruimtelijke Statistieken, Sector Statistische Analyse Personen Heerlen

Centraal Bureau voor de Statistiek, Divisie Sociaal en Ruimtelijke Statistieken, Sector Statistische Analyse Personen Heerlen

Dr. K. Knoops, CBS, Sector Statistische Analyse Personen Heerlen, CBS-weg 11, 6412 EX Heerlen, tel. 045-570 6470,

Voor publicatie aanvaard in november 2009.

Bijlage

Bijlage

Voor het schatten van het percentage mensen in de bevolking dat hun gezondheid als goed ervaart is gebruik gemaakt van de vraag over ervaren gezondheid. Iemand die deze vraag met ‘zeer goed’ of ‘goed’ beantwoordt, wordt als gezond geclassificeerd; iemand die ‘gaat wel’, ‘slecht’ of ‘zeer slecht’ als antwoord geeft, wordt als ongezond geclassificeerd.

Voor het berekenen van het percentage mensen in de bevolking zonder lichamelijke beperkingen zijn gegevens gebruikt over langdurige beperkingen in horen, zien en bewegen. De aanwezigheid van langdurige beperkingen is bepaald met de antwoorden op de vragen:

  • Kunt u een gesprek volgen in een groep van 3 of meer personen (zonodig met hoorapparaat)?

  • Kunt u met één andere persoon een gesprek voeren (zo nodig met hoorapparaat)?

  • Zijn uw ogen goed genoeg om de kleine letters in de krant te kunnen lezen (zonodig met bril of contactlenzen)?

  • Kunt u op een afstand van 4 meter het gezicht van iemand herkenen (zonodig met bril of contactlenzen)?

  • Kunt u een voorwerp van 5 kilo, bijvoorbeeld een volle boodschappentas, 10 meter dragen?

  • Kunt u, als u rechtop staat, bukken en iets van de grond oppakken?

  • Kunt u 400 meter aan een stuk lopen zonder stil te staan (zo nodig met stok)?

Personen zijn als lichamelijk beperkt geclassificeerd als ze hebben aangegeven minstens één van bovenstaande activiteiten niet of alleen met veel moeite te kunnen uitvoeren. De vragen over beperkingen zijn alleen gesteld aan personen van 12 jaar of ouder. In de schatting van het percentage mensen zonder lichamelijke beperkingen is daarom aangenomen dat deze beperkingen niet voorkomen bij personen jonger dan 12 jaar.

Voor het schatten van het percentage mensen in de bevolking zonder chronische ziektes is een aantal aandoeningen geselecteerd waarvan bekend is dat ze tot de dood kunnen leiden of dat ze een belangrijke invloed hebben op de kwaliteit van leven.32 Het gaat hierbij om:

  • hartaandoeningen en/of hartinfarcten;

  • astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA;

  • kanker;

  • beroerte;

  • suikerziekte;

  • ernstige of hardnekkige darmstoornissen;

  • chronische gewrichtsontsteking (ontstekingsreuma, chronische reuma, reumatoïde artritis);

  • ernstige of hardnekkige aandoening van de rug (inclusief hernia);

  • gewrichtsslijtage van heupen of knieën;

  • hoge bloeddruk;

  • migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn.

Mensen worden gezien als chronisch ziek indien zij aangeven te lijden aan één of meer van deze aandoeningen. De vragen over chronische ziektes zijn gesteld aan personen van 0 jaar of ouder. Uitzonderingen hierop zijn de vragen naar hartaandoeningen en/of hartinfarct, beroerte en gewrichtsslijtage, die uitsluitend zijn nagevraagd bij personen van 12 jaar of ouder. In de schatting van het percentage mensen zonder chronische ziektes is daarom aangenomen dat deze ziektes niet voorkomen bij personen jonger dan 12 jaar.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Knoops, K., van den Brakel, M. Rijke mensen leven lang en gezond. TVGW 88, 17–24 (2010). https://doi.org/10.1007/BF03089530

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03089530

Navigation